Zorgpad PAV eerste lijn

Algemeen

 
Behandeling en begeleiding van patiënten met claudicatio intermittens (K92.01) en Fontaine IIa/IIb zonder rustpijn of wonden kan goed plaatsvinden binnen de eerste lijn. Het past goed binnen de visie: de juiste zorg op de juiste plek.
 
Door de mogelijkheid om kwalitatief goede diagnostiek aan te vragen binnen de eerste lijn (zie werkafspraak ‘Diagnostiek PAV eerste lijn’), kan de zorg en behandeling geheel binnen de eerste lijn blijven met de huisarts als hoofdbehandelaar en vindt verwijzing naar de vaatchirurg alleen nog plaats bij ernstige vaatafwijkingen.

Huisarts

  • Ontvangt binnen 24 uur de uitslag van het onderzoek via de vaatchirurg.
  • Registreert K92.01 in het HIS.
  • Bespreekt de uitslag met de patiënt en start de behandeling (medicatie, gesuperviseerde looptherapie en leefstijlinterventie).
  • Medicamenteuze therapie:
    -
    start clopidogrel 1 x dd. 75 mg
    -
    start lipideverlager (conform NHG standaard CVRM 2019).
  • Verwijst de patiënt voor gesuperviseerde looptherapie (GLT) naar een gespecialiseerde fysiotherapeut (zie zorgzoeker https://chronischzorgnet.nl/nl/zorgzoeker) d.m.v. het sturen van een mail.
  • Maakt speciale verwijsbrief voor fysiotherapeut (voor CZ).
  • Verwijst de patiënt naar het CVRM spreekuur POH voor verdere follow-up.
  • Ziet de patiënt een half jaar na het starten van de behandeling (T6).
  • Beoordeelt op het T6 moment de klachten en verwijst bij geen verbetering en/of progressie van de klachten, wonden of rustpijn, als nog door naar de vaatchirurg.

Patiƫnt

  • Ontvangt de uitslag van de huisarts en conformeert zich aan de behandeling.
  • Laat CVRM lab prikken voor het eerste consult.
  • Komt in het 1e HVZ jaar elk kwartaal voor een controle 3x bij de POH;  1x bij de huisarts (T6).
  • Geeft toestemming voor onderling contact tussen fysiotherapeut en huisarts/POH.

POH

  • Includeert de patiënt binnen de DBC CVRM of DBC DM (conform de vigerende richtlijn).
  • Plant 4-6 weken na diagnosestelling en start behandeling afspraak met patiënt.
  • Vraagt CVRM lab aan en informeert de patiënt hierover.
  • Bespreekt tijdens het eerste consult (T0) risicofactoren, mogelijke leefstijlinterventies, lab, meetwaarden, therapietrouw en evalueert de pijn a.d.h.v. de ACSM score.
  • Neemt contact op met de behandelende fysiotherapeut voor afstemming leefstijlinterventie (vraag de patiënt toestemming hiervoor).
  • Ziet vervolgens de patiënt na 3, 9 en 12 maanden (resp. T3, T9 en T12=jaarcontrole) en controleert en evalueert telkens de ingezette behandeling (incl. de looptherapie).
  • Bespreekt bijzonderheden met de huisarts en plant T6 consult bij de HA.
  • Bepaalt na de jaarcontrole opnieuw de controlefrequentie voor het komende jaar (normaliter conform CVRM-HVZ 2e jaar).
  • Excludeert de patiënt uit de DBC CVRM bij een verwijzing naar de vaatchirurg.

Fysiotherapeut Chronisch Zorgnet

  • Maakt een afspraak met de patiënt < 3-5 werkdagen.
  • Start GLT conform vigerende richtlijn.
  • Geeft een terugkoppeling over het verloop van de GLT na 3 en 6 maanden middels een standaard format.
  • Zoekt contact met de huisarts/POH bij bijzonderheden.
  • Stemt leefstijlinterventie af met de POH.

Stroomdiagram

Bron, auteur, revisiedatum

 
Bron: Zorgpad PAV Midden-Limburg
 
Auteur: Expertteam CVRM Meditta
 
Revisiedatum: 25-08-2022