CVA: SIGEB

Doel van de afspraak

SIGEB staat voor Signaleringsinstrument voor de lange termijn Gevolgen van een Beroerte. Dit signaleringsinstrument bestaat uit verschillende schalen die samen alle domeinen van functioneren bestrijken waar problemen kunnen ontstaan na een CVA. 

 

Het is samengesteld door het Kennisnetwerk CVA Nederland. In deze app vindt u een samenvatting, de bronvermelding en de verschillende formulieren en instrumenten. De volledige tekst van het SIGEB instrument kunt u hier raadplegen.

Algemene informatie

Het signaleringsinstrument is ontwikkeld met het doel om een algemene en snelle inventarisatie te maken van de problematiek van CVA patiënten, die vanuit zorginstellingen teruggekeerd zijn naar de thuissituatie. Het instrument kan gebruikt worden door CVA gespecialiseerd verpleegkundigen of praktijkondersteuners (POH).

Bij ieder contact kan het signaleringsinstrument gebruikt worden als hulpmiddel bij het in kaart brengen van de zorgproblemen en de benodigde zorg, waarbij evenwel ook de kennis, ervaring en inzichten van de CVA gespecialiseerd verpleegkundige of POH-er van belang zijn.  Voor een structurele inventarisatie van CVA problematiek worden er in het signaleringsinstrument een twaalftal domeinen onderscheiden. De verkenning van elk van deze domeinen bestaat uit een mogelijk viertal stappen:


Stap 1: eerste verkenning binnen het domein gericht op problemen in de thuissituatie. Wanneer de vraag met JA beantwoord wordt, dan zal er binnen het domein naar STAP 2 en/of STAP 3 worden overgegaan. Wanneer het antwoord NEE is, dan zal naar STAP 1 van het volgende domein worden overgegaan;
Stap 2: bij een aantal domeinen bestaat een STAP 2 voor eventuele aanvullende informatie. Vervolgens zal naar STAP 3 worden doorgegaan;
Stap 3: bij STAP 3 zal de problematiek verder worden verdiept middels een valide meetinstrument;
Stap 4: hierin worden mogelijk te ondernemen acties vermeld.

 

Domeinen voor inventarisatie van problematiek

0. Startformulier
Het startformulier laat zien welke probleemgebieden voor CVA patiënten actueel zijn. De in CVA gespecialiseerd verpleegkundige of POH-er kan het formulier in samenspraak met de patiënt doornemen en invullen. De zorgverlener krijgt op deze wijze een compleet beeld van de problematiek van de patiënt en zijn zorgbehoefte en kan op basis hiervan adequate en gerichte zorg inzetten.
1. ADL
De Barthel Index geeft inzicht in de beperkingen van de patiënt met betrekking tot het dagelijks functioneren.
2. IADL
De Utrechtse Schaal voor de Evaluatie van Revalidatie-Participatie (User-P) is een instrument voor het in kaart brengen van instrumentele algemene dagelijkse activiteiten waarbij de mate van beperking in relatie wordt gebracht met het doorgemaakte CVA.
3. Sociale activiteiten
Sociale activiteiten worden eveneens verdiept met de USER-P, waarbij gekeken wordt in hoeverre het uitvoeren van sociale activiteiten beperkt wordt door het doorgemaakte CVA.
4. Cognitie
De Checklijst voor Cognitieve en Emotionele problemen na een beroerte-24 (CLCE-24) is ontwikkeld als hulpmiddel om cognitieve,. emotionele en gedragsmatige gevolgen van een CVA te signaleren. De items 1 tot 11 van deze lijst zijn speciaal erop gericht om cognitieve problemen zichtbaar te maken.
5. Communicatie
De items 12 en 13 van de CLCE-24 zijn bedoeld om problemen in de communicatie te onderkennen.
6. Emotioneel-psychisch
De items 14-21 van de CLCE-24 worden gebruikt om emotionele en psychische gevoelens en ervaringen in kaart te brengen. Als aanvulling kan de Hospital Anxiety Depression Scale (HADS) afgenomen worden. De HADS maakt onderscheid tussen depressieve gevoelens en angstgevoelens.
7. Vermoeidheid
De Fatigue Severity Scale-7 (FSS-7) is een geschikt instrument om de vermoeidheid te meten.
8. Risicomanagement
Om een recidief CVA te voorkomen is risicomanagement erg belangrijk. Dit domein is dan ook bedoeld om na te gaan of patiënten op de hoogte zijn van de risicofactoren en of zij hieraan werken indien nodig. Tevens wordt de secundaire preventie gecheckt.
9. Medische controle
De medische controle wordt besproken, zodat de CVA gespecialiseerd verpleegkundige of POH-er op de hoogte is van alle geleverde zorg en betrokken zorgverleners gerelateerd aan de beroerte.
10. Medische status
Er zijn veel voorkomende problemen na een beroerte die door patiënten niet direct in relatie worden gebracht met de beroerte. Door gericht hiernaar te vragen kunnen deze problemen eerder opgepikt worden.
11. Relatie met naaste(n)
De Caregiver’s Strain index wordt afgenomen om de zorglast van de naasten te meten en dit aan te pakken indien nodig. Naast de zorglast moet er ook gekeken worden hoe de onderlinge relaties zijn tussen de patiënt en de naaste (ook betreffende intimiteit en seksualiteiten) en eventueel met de kinderen .
12. Informatievoorziening
De informatiebehoefte kan per patiënt verschillen. Het is belangrijk dat patiënten op het juiste moment de juist informatie krijgen.

 

Startformulier

Via het startformulier wordt algemeen duidelijk welke problemen actueel zijn voor de patiënt met de beroerte.

Het startformulier bestaat uit 12 domeinen waarvan domein 3, 8, 10 en 11 verder onderverdeeld zijn in subvragen. Alle vragen kunnen met JA of NEE beantwoord worden. Wanneer een vraag met JA beantwoord wordt, dan kan het probleem verder worden verdiept met aanvullende vragen en/of vragenlijsten. Wanneer een vraag met NEE wordt beantwoord, dan wordt er doorgegaan met het volgende domein.

 

U vindt het startformulier met toelichting hier.

Barthel Index (ADL)

Voor het meten van de mate van zelfstandigheid bij het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten is de Barthel Index (BI) een veel gebruikte en geschikte vragenlijst. Hierbij is het belangrijk dat er alleen geregistreerd wordt wat de patiënt daadwerkelijk doet en niet wat de patiënt zou kunnen doen. De vragenlijst bestaat uit 10 items.

 

U vindt de Barthel Index met toelichting hier.

USER-P (sociale activiteiten, participatie)

De Utrechtse Schaal voor de Evaluatie van Revalidatie-Participatie (USER-P) gaat over het dagelijks leven en bestaat uit vier onderdelen: (1a) hoeveel tijd besteedt de patiënt aan werk, studie en huishouden, (1b) hoe vaak doet de patiënt bepaalde activiteiten, (2) of de patiënt beperkingen in zijn/haar dagelijks leven ervaart en (3) hoe tevreden de patiënt over zijn/haar  dagelijks leven is.
Onderdeel 2 over de ervaren beperkingen in het dagelijks leven zal worden opgenomen voor de verdieping van de domeinen instrumentele dagelijks levensverrichtingen, sociale activiteiten en dagbesteding.
De vragenlijst bestaat uit 11 items. 

 

U vindt de USER-P met toelichting hier.

CLDE-24 (communicatie, cognitief/emotioneel)

Voor de domeinen cognitie, communicatie en psycho-emotioneel kan de checklijst voor Cognitie en Emotionele problemen na een beroerte-24 (CLCE-24) worden gebruikt. De CLCE-24 wordt gebruikt als ondersteuning bij het stellen van de juiste vragen en is niet bedoeld als diagnostische meetinstrument. In eerste instantie wordt de mening van de patiënt gevraagd, daarna die van de naaste. Er kan ook duidelijk gemaakt worden dat er meningsverschillen kunnen zijn (notering: interviewer = I, patiënt = P en naaste = N). De 2 lege items aan het einde van de lijst kunnen worden ingevuld voor andere opvallende problematiek.

 

U vindt de CLCE-24 met toelichting hier.

HADS (angst en depressie)

De Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) meet de gevoelens en klachten die bij de patiënt de afgelopen week het meest aanwezig zijn geweest. De vragenlijst kan de aanwezigheid van depressie en angst uitsluiten, maar niet vaststellen. De lijst omvat 2 schalen, namelijk Depressie en Angst, ieder bestaande uit 7 items.

 

U vindt de HADS met toelichting hier.

FFS-7 (vermoeidheid)

De Fatigue Severity Scale-7 (FSS-7) meet chronische vermoeidheid en is een verkorte versie van de FSS. Bij de verkorte versie zijn twee items verwijderd waardoor de validiteit van de vragenlijst verbetert bij een populatie van CVA patiënten (ref). De FSS-7 bevat 7 items. Deze items hebben betrekking op de ervaren ernst van de vermoeidheid in de afgelopen weken in diverse dagelijkse situaties. De patiënt dient aan te geven in hoeverre de vermoeidheid het functioneren beïnvloedt.

 

U vindt de FSS-7 met toelichting hier.

CSI (belasting mantelzorgers)

Voor het meten van de zorglast van de mantelzorg is de Caregiver Strain Index (CSI) een goed hulpmiddel. De CSI bestaat uit 13 vragen. Elke vraag is een stelling en de respondent wordt gevraagd om met ‘ja’ of ‘nee’ aan te geven of deze stelling op hem of haar van toepassing is.

 

U vindt de CSI met toelichting hier.

Bronvermelding

Het SIGEB instrument is samengesteld door het Kennisnetwerk CVA Nederland.

 

Literatuur

  • Nationaal Kompas Volksgezondheid. Gezondheid en ziekte / ziekten en aandoeningen / hartvaatstelsel / beroerte. Download
  • Patel MD, Tilling K, Lawrence E, Rudd AG, Wolfe CD, McKevitt C. Relationships between long-term stroke disability, handicap and health-related quality of life. Age Ageing. 2006;35:273-279
  • Schepers VP, Visser-Meily AM, Ketelaar M, Lindeman E. Prediction of social activity 1 year poststroke. Archives of physical medicine and rehabilitation. 2005;86:1472-1476.R
  • Rasquin SM, Lodder J, Ponds RW, Winkens I, Jolles J, Verhey FR. Cognitive functioning after stroke: A one-year follow-up study. Dement Geriatr Cogn Disord. 2004;18:138-144.
  • Morrison V, Pollard B, Johnston M, MacWalter R. Anxiety and depression 3 years following stroke: Demographic, clinical, and psychological predictors. J Psychosom Res. 2005;59:209-213.
  • Visser-Meily A, Post M, van de Port I, van Heugten C, van den Bos T. Psychosocial functioning of spouses in the chronic phase after stroke: Improvement or deterioration between 1 and 3 years after stroke? Patient Educ Couns. 2008;73:153-158

 

Samengesteld door

Het SIGEB instrument is samengesteld door het Kennisnetwerk CVA Nederland. Het boekje waarin SIGEB werd toegelicht verscheen in 2013 en werd geschreven door: 

 

Drs. Manon Fens, neuropsycholoog en onderzoeker Patiënt en Zorg
Dr. George Beusmans, huisarts
Prof. Caroline van Heugten, neuropsycholoog, Universiteit Maastricht
Prof. Job Metsemakers, huisartsengeneeskunde, Universiteit Maastricht
Prof. Martien Limburg, neuroloog, Flevoziekenhuis Almere
Liesbeth van Hoef, onderzoeksassistent

Meer informatie

U vindt meer informatie in de volledige tekst van het SIGEB boekje, uitgegeven door het Kennisnetwerk CVA Nederland. Het SIGEB is een van de instrumenten die wordt aangeraden door de regionale Zorgketen CVA. Contactpersoon voor deze zorgketen is Monique Bergsma.